Niet-levensvatbare vrucht

Zondag 13 december was het wereldlichtjesdag. Om 19:00 staken mensen wereldwijd een lichtje aan ter nagedachtenis aan overleden kinderen. Ter gelegenheid van deze dag deze tekst. Mijn vrouwtjes getuigenis vind je hier.

Lente 2016. Het had meer dan een half jaar geduurd voor de test
positief was. Bij ons eerste kindje, nu een dochter van tien, was het nochtans heel snel raak.
Trots dat ik was tien jaar geleden, we hadden voor de eerste keer leven gemaakt: “Ik kan het”, die gedachte overheerste. Het zou moeilijk zijn geweest om de onvruchtbaarheid te aanvaarden.
Ik begreep mijn vader die zo trots was toen hij zich na aderspat op de balzak moest laten testen in het ziekenhuis.
Met mijn zwangere moeder zat hij bij de dokter: “Maar kijk dokter, ze zit daar!” “Toch, meneer, we gaan u testen!”
Zijn zwemmertjes, ze waren zo gezond. Een verhaal dat hij veel vertelde.

Ik begreep het, toen mijn vrouw de eerst keer zwanger was, van onze dochter.
Twee jaar later begreep ik het opnieuw.
Mjn borst glom: een zoon! Een zoon! Altijd dacht ik vader van enkel dochters te worden.
Het deed me wat om tegen de verwachting in te leven.

Na enkele jaren pauze begonnen we dus opnieuw. Omdat het kriebelde. Omdat we droomden van een derde en een vierde kind, een groot gezin en groot gezinsgeluk. Maar eerst was er pauze voor het leven dat opspeelde tussenin.
Uitpuffen na twee kinderen gelijktijdig in de pampers.

We probeerden en het kwam niet.
Op vakantie, de zomer van 2015, alleen met ons vier in vakantiehuis zonder verplichtingen, boeken lezend,
melkbrood bakkend, deden we het tot de geslachtsdelen dienst weigerden.
Er kwam niets.

Het kwam pas in de lente erna. Mijn GSM-toestel was stuk gevallen dat voorjaar. De ontspanning loonde, blijkbaar.
Geen WhatsApp, wel een positieve test. En twee weken later bloed in de pot, het was vroeg misgegaan.
Snel erna was mekeppeke weer zwanger. Ik was op mijn hoede.
Na het verse verlies had ik me niet gehecht aan het leven in haar buik.
6 weken … 8 weken, eerste echo. Ik voelde niet het plezier en de rust die ik de tweemaal ervoor had gevoeld. Angstvallig hield ik
ons pakketje geluk verborgen voor beminde familieleden.

10 weken .. 12 weken. Nog een echo. De tijd was gekomen, de taboeweken waren voorbij.
Er kon nu niets meer misgaan, toch? Liefdevol aan haar buik liggen luisteren ’s avonds,
wachtend op de eerste schopjes.
Die tijd zou dra komen!

In de auto op de terugweg van de gynaecologe belde ik enthousiast naar mijn vader en broers.
Er komt er nog eentje!
Blijdschap.
Kaken deden pijn aan weerszijden van de hoorn.

Langzaam wende ik aan het idee.
Er ontdooide iets.
Er warmde iets op van binnen.

Een goeie maand later een nieuw bezoek aan de gynaecologe.
Alle remmen los: de kinderen mochten mee. We lieten hen delen in dit groeiende geluk in mama’s buik.
Alle remmen los.

Het was de vroedvrouw, de assistente van de dokter, die ons naar de monitor leidde.
Het kind kwam in beeld. Stilte. De blik van de vroedvrouw zorgelijk.
De sfeer ijskoud.
Ik voelde even iets.
Een peilloos verdriet toen ik die geklemde lippen van de vroedkundige zag.
En dan sloot zich dat weer.
Later zou ik iets gelijkaardigs voelen, de eerste dag na de borstkanker-diagnose van de vrouw, toen ik de (slechte) vooruitzichten en
overlevingskansen las bij dokter Google. Even de afgrond in kijken. En de rand werd meteen gebarricadeerd.

Er stonden kinderen naast me. Die moesten weg uit de gevarenzone.
De vrouw vroeg voor geruststelling. Die kwam er niet.
De kinderen nam ik mee naar de wachtzaal. Ik probeerde het uit te leggen. Dat was moeilijk.

De auto naar huis was vol verdriet en stilte en twee stijlen van rouw.

Zij werd een aantal dagen thuis geschreven door de dokter, ik hoefde niets te regelen want was nog in herstel van een appendix-operatie.
Er volgde een bevalling. De vroedvrouw die onze oudste dochter ter wereld had gebracht met woorden van warmte was er ook.
Deze keer was ze koud en streng en sprak ze van hulpmiddelen om het dode kind, verstrikt in een navelstreng, eruit te krijgen.
Mekeppeke verstijfde. Nee toch!

We lagen in een kamer waar onze twee gezonde kinderen ter wereld hadden gekrijst.
Deze keer kwam er een klein popje uit, geen hand groot. Met pijn in lichaam en geest kwam ze ter wereld.
We maakten foto’s. Ik keek en wist niet wat te voelen.
Zij huilde.
En huilde.

We regelden een crematie, pikten haar later op, in een doosje.
De man bij het crematiecentrum had zich van uur vergist (of waren wij mis?) en we moesten wachten. Even dachten we dat het kistje helemaal niet
terecht was.
We zaten op het terras van een prachtig aangelegd nieuw centrum in Aarschot.
Verborgen tussen het groen en de vijver, met roestbruin cortenstaal.

Wij zaten.
Er rommelde wat in mijn buik.
Diarree. Fantoompijn aan de appendix, misschien.
Krampachtig hield ik mijn ingewanden stil, de gevoelens en andere excrementen binnen.

Er lag een boek ter lezing op tafel maar we raakten het niet aan.
Zij was verdrietig en leek boos.
Ik kon niet verdrietig zijn.

In die nadagen, ergens, vroeg ze wat het met mij deed.
Waarom ik niets voelde.
Of leek te voelen.
Ik probeerde eerlijk te zijn – voor mij geen sinecure.

We verloren een kind op 17 weken, dat al twee weken ervoor dood was.
In de ogen van mensen een niet-levensvatbare vrucht, dacht ik, in de ogen van mensen hadden we geen reden om te treuren.
Een kind dat er nooit geweest was.
We hadden er twee om bij gelukkig te zijn.
We zouden er nog een maken.

Ik hoorde de commentaren in mijn hoofd.
En kon niet treuren.
Het kind een naam geven kon ik niet.
Want voor anderen was dit geen kind, dacht ik.

Zij werd boos.
En ook jaren later kwam het terug.
Als een verwijt: “Een niet-levensvatbare vrucht! Hoe kan je dat zeggen.”
Haar verdriet gekaapt door mijn schuldgevoel om afkeuring die door de goegemeente zou kunnen uitgesproken worden.

Het stond tussen ons in.
Tegen vriendinnen, die vroegen hoe het ging met ons toen ze mij alleen hadden, vertelde ik over onze andere manier van afscheid nemen.
Bij die eerste gesprekken toeterde ik dat zij nog in rouw zat, en ik al verder was in het proces.

Later zag ik dat het omgekeerd was.
En nog steeds is.

Vorig jaar schreef ik een gedicht.
Zomaar.
Sinds mijn middelbare schooltijd had ik dat niet meer gedaan.
Het ging over haar.
Over die niet-levensvatbare vrucht.
Het begin van mijn tocht door de woestijn.

Mekeppekes verhaal lees je hier.

2 Reacties

  1. Zo mooi..zo eerlijk..zoooo puur

Een reactie achterlaten

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.