Deze week startte het academiejaar in het hoger onderwijs en sloten we de maand september af. De week was vol symboliek. Vijftien jaar ging ik terug in de tijd en doorploegde mijn agenda’s van jaren terug. Van 2006 tot 2013 was dat een zakagenda op papier (de 7 vette jaren, remember), in 2013 schakelde ik over op Google Calendar (de zeven magere jaren, weet je wel), in 2020 werd het weer papier, met een zelfgemaakte maandagenda. Het viel me op hoe de focus slingert over liefde, familie, vrienden en werk.
Het deel van mijn leven met vaste job in 15 keer deze week:
2006
Ik start mijn eerste betaalde job! Ik leer een meisje kennen! We wrijven knieën en eindigen in fuifzaal de Waaiberg in Leuven. Als ik al ervaring had gehad had ik haar dan en daar proberen zoenen. In plaats ervan steek ik kleingeld in haar achterzak met niet mis te verstane bedoelingen. Zij praat in mijn oor en lacht. Vier jaar later hebben we een huis, een kind en een toekomst samen.
2007
Krabbelend van de rugpijn die in de zomer plots begon, tien kilo lichter dan een jaar voordien, verhuizen mekeppeke en ik naar nieuwe koten. We gaan “oefenen” om samen te wonen: voor mijn kamer in een gemeenschapshuis, die groter is dan de hare, kopen we een tweepersoonsbed met dito matras.
2008
We verhuizen opnieuw! Naar een gemeenschappelijke woonst deze keer. Een huisje in Vilvoorde, in de buurt van waar mekeppeke werk heeft gevonden.
2009
Joepie niet verhuizen! Eerste keer geen verplaatsing naar een kot of andere woonplaats sinds 2001. Wel een fietsweekend met vrienden die we nu, zoveel jaren later, maar weinig zien (kinderen en agenda’s!). Voor de derde en laatste keer ging ik de week voordien met collega’s naar een studentenconferentie in Modave – het gat van den uil in Wallonië. We dronken bier in de lokale kroeg, gooiden pijltjes naast de roos, en ik begon de lessenreeks die ik er gaf uit te schrijven met een vriend-collega.
2010
Mijn laatste week in dienst van KU Leuven voor ik start in Parijs als postdoctoraal onderzoeker. Het is de “inpakweek”, voor we opnieuw verhuizen naar het huisje in Eppegem dat mekeppeke en ik hebben gekocht. De maand erna lonkt tijd alleen met onze dochter van vier maanden– we hebben nog geen crèche voor oktober en ik mag van mijn Franse baas thuis een maand voor haar zorgen, liever dan dat ik een maand later start zoals ik zelf voorstelde. Wat een luxe. Zijn argument: “ik weet dat je toch zal werken”. Ik zorg voor mijn dochter, geef haar de fles met een plaat van Zjef Van Uytsel of Aja van Steely Dan, we spelen, zij slaapt dikke dutten overdag en ik werk in twee blokken van anderhalf uur. Ik werk een artikel, de set lesnota’s en mijn thesis-voor-publicatie-online af, in ontspannen modus. Meditatief flesjes geven, een wonder.

2011
Na een jaar ploeteren en zoeken naar nieuwe onderwerpen (wat kan het leven pijn doen zonder “project” om op te focussen) komt mijn eerste artikel online met mijn nieuwe collega’s in Parijs. Mijn verantwoordelijkheid, mijn werk, mijn samenwerking met een PhD student, het voelde echt goed!
2012
Geen lesgeven in Parijs (eigenlijk: Saclay, ten zuiden van Parijs, het CEA, een atomair centrum met theorie-afdeling). Ik reis af, naar fysica instituten in Europe. Postdoc zijn betekent: om de paar jaar solliciteren, je werk tentoon spreiden, hopen dat iemand je wilt aannemen. Uit angst voor jobverlies, bezoek ik een zestal plekken in 10 weken, en laat ik mekeppeke met een kind van twee en een baby van enkele maanden telkens alleen. Ik verlies wat voeling met de collega’s in Saclay: elke week reis ik of naar Parijs, of naar een buitenland. Dus mis ik de collega’s. In Denemarken zit ik deze week, en ik krijg plots hevige maagpijn – nooit denk ik zoveel fysieke pijn gehad als die nacht.
2013
Telefoon in Saclay. Mijn onderzoek staat enkele weken op pauze, ik bereid een lessenreeks voor met boeken uit de insituutsbibliotheek bib. In mijn bureau in de kelder zit ik groepentheorie te bestuderen, want ik mag voor mijn nieuwe job in Amsterdam (yes! een snaartheorie-topinstituut in Europa heeft me aangenomen – goed voor de sfeer, het onderzoek, de toekomst, en nabij België) lesgeven. Mijn mama probeert te bellen, ik hoor op voice mail een heel verhaal hoe ze met de fiets haar heup heeft gebroken. Ik ben gefrustreerd: ik probeer terug te bellen met de vaste telefoon naar haar GSM (toen was er nog roaming!) maar ik krijg ze niet aan de lijn. Het is wachten op mijn Thalys naar huis voor ik meer kan te weten komen en haar bezoeken kan in het ziekenhuis.
2014
In Hamburg deze keer. Een nieuwe conferentie, over kosmologie. Na ons verblijf in Stanford, Silicon Valley, een nieuw onderwerp waar ik op werk. Het is fijn en spannend allemaal. In oktober zal er een uitnodiging volgen om te spreken op de maandelijkse meeting van de theoretische kosmologie-groepen van de Nederlandse universiteiten. Ik ben verbaasd: zijn die goede wetenschappers echt geïnteresseerd in dat onderzoek van mij? Dat onderzoek was trouwens fijn – en eigenlijk veel meer “onderzoek” dan veel van mijn eerder werk: zoeken namelijk, voor het plezier, niet omdat het moet om ergens een job binnen te halen.
2015
Ik sta les te geven in Amsterdam waar ik een professor vervang in het “Amsterdam University College”. Met de handen op de rug, voor het raam, vertel ik een klasje buitenlandse studenten over Olbers’ paradox: waarom is het ‘s nachts donker als er zoveel sterren zijn? ‘s Avonds in de zetel in Eppegem zat ik slides te maken, in Amsterdam sta ik kei-enthousiast voor de klas, loop ik door de gangen tussen de banken, ijverig de namen studenten van buiten te leren. Ik maak een mopje over de naam van een Britse student: hij heet Alouette en ik zing van “Alouette, gentille Alouette”. Een faux pas, besef ik snel, en ik bied de student mijn verontschuldigingen aan.
2016
We hebben een nieuwe vriendengroep in Eppegem. Allemaal ouders van kinderen die samen met onze zoon en/of dochter in de kleuterklas zitten. We organiseerden met vier koppels een “ouderfuif” – kinderen niet welkom – voor ouders uit de kleuterklas, en blijven erna aan elkaar kleven. Op het eind van de week volgt een pedagogische studiedag en een weekend Eurodisney samen. De week erop begin ik in Leuven.
2017
Mijn eerste les voor een grote groep! Een collega die programmadirecteur wordt vraagt me om haar te vervangen. Het is service-onderwijs: als fysicus een basiscurcus natuurkunde geven aan 250 handelsingenieurs in spe. Het is tof, met veel inspiratie voor wetenschapscommunicatie.Ik doe aan stand-up tijdens het lesgeven, ik improviseer. Het geeft een goed gevoel, het is nieuw en plezant en geeft verlichting van de resem deadlines en interviews die komen, naar aanleiding van mijn aanvraag voor een professorpositie en mekeppeke die in radiotherapie is, het sluitstuk van haar acute borstkankerbehandeling. Ze sprak: “ik ga wel alleen naar de bestraling, je hoeft niet mee” en ik ga niet meer mee, concentreer me op de vele werkuren en beursaanvragen. Dat is nu iets dat ik liever anders had gezien zie, mijn werken tijdens de kankerbehandeling. In het weekend kwissen we met de mannen van de Eppegems vriendengroep – intussen zijn we al met vijf.
2018
Aha, weer de eerste les voor de handelsingenieurs! Ik ben net weer aan het werk na een pauze van vier maanden en voel energie – ik kom tweemaal per week met de fiets werken, 30 km heen en 30km terug. Na de les ga ik een hapje eten in een zaak om de hoek en ben ik op mezelf, in een enthousiaste gedachtenwereld. ‘s Nachts begin ik me langzaam leeg, eenzaam en niet tevreden te voelen. Onrust op het werk die ik moeilijk uitspreek. En drukte: twee nieuwe doctoraatsstudenten onder mijn hoede, een derde en een vierde die wat verder zitten maar problemen hebben met hun onderwerp. En nog een aantal andere doctorandi en postdocs die ik niet officieel superviseer maar met wie ik wel werk en die ik coach. Een van hen pleegt later dat jaar zelfmoord, een zware klap.
2019
Eerste les handelsingenieurs (tris). Deze week staan elke dag tien dingen of meer gepland. Mijn nieuwe time management systeem past me niet zo goed. Ik ben op, halfweg de les gaat het niet meer. Ik geraak moeilijk uit mijn woorden, krijg de groep niet stil, reageer cynisch. Naderhand ben ik leeg terwijl ik meestal na de les ben opgeladen. Ik ween voor de deur van het gebouw als ik met de fiets weer richting bureau wil vertrekken. Dit kan zo niet meer denk ik. Ik bel naar iemand van HR maar krijg ze niet aan de lijn. Op het einde van de week maakte ik een eerste filmpje in een nieuwe reeks voor readysetscience, een hobbyproject. Net als andere vaste truukjes om opgeladen te worden werkt het niet meer.
2020
Mijn agenda is zo leeg als ikzelf. Op het einde van de week lopen we voor Race for the Cure. Een vriendin heeft een tocht georganiseerd om Evelien te steunen. We leggen geld in dat naar borstkankeronderzoek gaat. Dezelfde vriendengroep als eerder, maar enkel groter geworden. Ik loop enkele kilometer mee en stop wegens erge pijn in de nek. Tijdens het dessertbuffet nadien, netjes geteld volgens het aantal corona-genodigden van het moment, lig ik in de zetel op mijn ademhaling te letten en erna op het WK wielrennen.
2021
Ik volg pianoles op maandag bij een geweldige leraar. Het afgelopen jaar leerde ik pianospelen en schreef ik een aantal nieuwe nummertjes. De piano is een dagelijkse worsteling tussen “joepie, ik mag spelen” en “help, ik moet spelen”. Het overheersende gevoel is echter niet te beschrijven en positief: iets warms binnenin dat gebeurt bij het indrukken van die toetsen. Woensdag ga ik naar de psychiater waar we afbouw van medicatie bespreken. Ik puf deze week overdag veel uit van een aantal sociale activiteiten de week ervoor. Ik kan weer meer maar voel veel weerslag, soms meteen, soms pas dagen later. Het is zeer onvoorspelbaar.