Vandaag 12 mei zou mijn schoonvader 70 geworden zijn, al maakte hij zelf slechts 62 jaren mee. Precies twee jaar geleden schreef ik tijdens een slapeloze nacht onderstaande tekst, gericht aan mekeppeke. Er kwamen tranen en woorden toen, tot de stroom ophield.
Kerk
Hij zit in de kerk. Naast hem zijn zoon en dochter. Alle drie op een rijtje.
Hij draagt de donkerbruine leren jas waarin hij er zo knap uitziet. Ik dacht altijd dat je mama hem wel graag zal gezien hebben in dat leer.
Uit de mouwen staken zijn handen, die niet van elkaar af konden blijven als twee nerveuze geliefden. Frunniken, frunniken, frunniken. Het kostte hem zijn duimnagel.
Naast hem zijn nageslacht, even druk in de weer met het lospulken van vel en vlees. Waaraan zouden jullie toen gedacht hebben?
Stem
De eerste keer dat ik zijn stem hoorde was ik onderweg met de wagen van mijn papa. Het enorme gevaarte, blauw geschilderd. Ik draaide muziek onderweg en had het plannetje dat je me telefonisch gedicteerd had op de stoel naast me liggen.
Je voelde nog onwennig toen, we waren een koppel maar hadden mekaars vorm nog niet gevonden, alsof we schoenen waren voor elkaar die we nog moesten inlopen.
Het was pril en spannend.
Voor de lichten in Poperinge verdwaalde ik op vier wielen. Het richtingdictee dat je me had gespeld stond niet helemaal op de papier. Of ik had een T-splitsing overgeslagen: ik was aardig op weg naar Reningelst.
Het werd 14u. De biefstuk met frieten die je ouders me niet wilden onthouden werd reeds koud. Ik belde naar jou, om de weg te vragen. Maar dat uitleggen liet je aan je vader over. De twee seconden stilte voor hij aan de lijn kwam waren een kwelling. Ik kon enkel denken: help een boze schoonvader! En hij kan me doodknijpen met een neep van zijn machtige armen (in mijn verbeelding was deze West-Vlaamse vader een oermens die de velden met blote handen te lijf ging).
Aan de telefoon klonk hij beheerst, welbespraakt. Terughoudend en gereserveerd ook, als wist hij meer dan hij zou willen toegeven. Oh nee! Deze man weet wat zijn dochter en ik ’s nachts doen, straks krijg ik het te verduren.
Hij zette me met zijn aanwijzingen op het juiste pad, naar jou, naar je moeder die toen nog mijn wensen opnam door aan jou te vragen “of die jongen nog moest eten”. De tafel was gedekt op een rood-wit tafelkleed. Je vader schudde me de hand maar kneep hem niet dood. Zijn glimlach verried dat hij wel wist wat ik had gedaan.
Mama
Een bescheiden verjaardagsfeestje in ons huurhuis in Vilvoorde. Onze schielijk overleden ouders zaten schouder aan schouder. Jouw vader, mijn moeder, verbroederend. Terwijl ik je omhels en mijn handen alomme laat gaan over je lichaam, misschien dankte ik je op tactiele wijze voor een cadeau, of knuffelde ik je uit volle borst for no reason, stoot hij haar aan. Dat ik je graag eens vastpak (en zij dacht vast: “vuile pitou!”) En dat hij het wel gezien heeft.
Tea for two
In de kast bij het raam dat uitkijkt op “de pit” stonden de doosjes thee. Boven de schuif met de kaneel die in 1997 was vervallen. Lindethee, die je moeder inschonk en je vader aandroeg. Altijd met de guitige lach en de woorden “Tea for two”.
Trouwbezwering
We vieren onze trouw met schieting en traiteur in de hangar achteraan jullie erf, dat generaties Dejonghes heeft voortgebracht. Roger de hobbyfotograaf vraagt ons allen te poseren: je broer, je schoonzus, je ouders. Wij met je ouders. Je vader lacht zijn minzame lach, de lach die een tedere ziel verborg. Achter ons de donkerte van de aankomende nacht die is ingezet boven de hoge maïsstengels.
De foto stond opgesteld bij je ouders thuis. Telkens we op bezoek kwamen bezwoer je vader de herinnering “’t zijn net voortvluchtigen die uit de maïs komen.”
Traan
Zijn handdruk was beladen. Beladen met emotie, steeds weer. Soms een traan, soms een siddering van liefde. Afscheid op de luchthaven in Zaventem in 2014, met tranen, trilling, hij vrezend dat hij je nooit meer zou zien. Zijn handdruk zo vol water als zijn ogen.
Je vloog in juni terug, keerde in juli naar huis. Zou hij toen ook vele malen je hand hebben gedrukt?
Pavaflex
Het is eindelijk tijd om het dak van de berging te isoleren. Voor zulke klusjes kwam je mama meestal langs. Deze keer is het je vader die komt. We gaan samen aan de slag.
Hij draagt zijn blauwe overall en vraagt gedienstig wat hij kan doen.
Met de grootste precisie noteert hij de te snijden afmetingen op de stukken houtvezel die zo prikken in de ogen.
Onder het afdak over het terras installeert hij geduldig een tafel, neemt de zaag. Is het zo goed vraagt hij? En hij zaagt en zaagt. Samen steken we 26cm Pavaflex tussen de balken onder een zwart dak.
Het was een moment samen voor de eeuwigheid.
Voor de tuinier…
…heeft hij steeds wat liggen. Hij nam een zaaddoosje mee, groen, doorzichtig. Om precies mee te zaaien, zo precies als hij Pavaflex zagen kon.
Traktor
Een keer ging ik mee op de tractor het veld op. Ik vroeg hem over zijn methodes, waarom rijden we nu zo? Wat is er daar gezaaid? We hobbelden op en neer. Na een poos kwam jij in je groene kleed met fijne bloemen naar ons toe, je had boterhammen mee en koffie, het kan evengoed wat anders geweest zijn.
We stopten even en doen gauw weer voort. Je groene kleed sloot mooi om je lijf heen, ik keek je lang na terwijl je verder liep. Je bent gemaakt om buiten te zijn.
Terwijl je vader verder ploegde, genoot ik van de zon, het uitzicht, zijn werk, de radio die zacht bromde op de achtergrond. Ik had intens genoten.
Achteraf zou hij je vragen of ik het wel fijn had gehad. Ik was namelijk stil geweest.
Engelengeduld
Het is 27 augustus 2010. We zitten met 6 of wat mensen wortelen te snijden aan de ronde tafel van Ikea die mijn grote broer jaren later terug vroeg. In de badkamer waar ik me was springt mijn bril kapot. De paniek stijgt, het beginuur van de doctoraatsverdediging nadert.
We vertrekken, je vader rijdt rustig als steeds. We nemen de binnenbaan via Kortenberg, het is na drie uur ondertussen en de spits komt op gang. Terwijl jij en ik de seconden zien tikken op de klok, rijd je vader op zijn dooie gemak verder. We lachen geenerveerd, gespannen en liefdevol.