Elke donderdag ga ik dansen met een vriendin. We hebben in het verleden al enkele cursussen ballroom en rock-‘n-roll gevolgd samen. Intussen dansen we al bijna drie jaar samen de Lindy Hop. Dat is een in oorsprong Afro-Amerikaanse improvisatiedans, ontstaan ongeveer honderd jaar geleden in de tijd van de roaring twenties en de swing. De lichamelijke versie van jazzmuziek, zeg maar. In ons gezin staat de dans, sinds ik mekeppeke de beginselen bijbracht, bekend als de “hippediehop”. Als in: “ga je vanavond weer hippediehop dansen, papa?”
Het is een fijne manier om elkaar te blijven zien, wat tijd uithouwen die anders op zou gaan aan de verplichtingen des levens. De dansles vormt een excuus voor de vaste cafebabbel achteraf. Als het dansen wegvalt in de zomer, merken we dat de cafebezoeken ook wegvallen. Dus blijven we bezig.
Onze vaste dansleraars zijn twee schatjes van rond de dertig. Hij is een voormalig sportinstructeur die zich heeft omgeschoold tot psycholoog (“want ja, in de gym gaf ik de mensen toch vooral psychologische ondersteuning”). Zij is klein en fijn, geboren met dansbenen en zit vol ervaring in allerlei stijlen. Overdag geeft ze les met haar stem en verstand in een middelbare school, ’s avonds met haar lichaam en haar gevoel in de turnzaal van een lagere school.
In het begin hadden we schrik van haar: ze kijkt nogal streng als ze danst. Maar ze bleek even lief als haar vriend. Die laatste heeft een zwarte oorbel, draagt gladde bruine schoenen, een verbleekte jeans en een zwart T-shirt. Altijd als we dansen waan ik me zoals hem: gracieus, met stijl, pal in de groove van de muziek.
We houden van onze lesgevers. Ze focussen in de eerste plaats op stijl en dansplezier. Techniek komt op de tweede plek, die komt namelijk vanzelf mee. Dat is een filosofie waar ik zelf ook wel in geloof.
En dan … kwamen er lockdowns en vielen de lessen weg. Na een tijdje namen we privéles: we waren elkaars knuffelcontact, dus dat mocht. Met onze lesgevers op anderhalve meter afstand en zelfs een mondmasker op kon het vorig jaar, in de buitenlucht. Zo leerden we erg veel bij, en hielden we cafebabbel op het terras achteraf onder ons twee.
Langzaam kwamen tegen de zomer van 2021 de lessen weer op gang. Maar onze vaste lesgevers waren in juni niet meer beschikbaar. De dansschool vond een oplossing: andere leraars! Schoorvoetend schoven we aan in de grote gymzaal van de Freinetschool waar we elke donderdag dansonderricht krijgen in een groep van een dertigtal mensen. Het was een apart duo, die nieuwe lesgevers. De nieuwe hij was klein en frêle. Vlot in de combo’s, met een enigszins hoekige stijl. De nieuwe zij was groot en stevig. Uitgedost in een zwart kleed met wapperende rand, met een rode strik in haar haar die haar onverwachts niet schattig maakte. Integendeel, ze straalde een energie en een kracht uit die ons angst inboezemden.
De krachtige dame nam het voortouw. Tegen ons en de andere danskoppels praatte ze niet, nee, ze bulderde vol goede bedoelingen en tips over de techniek. Ik kreeg alras onder mijn voeten die ik niet vlot genoeg bij elkaar trok. Ineen kromp ik, zulke directe opmerkingen over mijn techniek was ik niet gewoon. Onze vast duo vanvoor pakt het doorgaans voorzichtig aan, omzwachteld zelfs, en benadrukt het goede. Net wat ik nodig had om de improvisatie eruit te krijgen.
Onze nieuwe lesgeefster zette er verder de beuk in. Ze deed een nieuwe stap voor. Haar benen wijd uit elkaar, haar gezicht naar de groep. Het was muisstil. Ze stond daar alsof ze de Haka van de Maori ging uitvoeren. Om haar bewegingen kracht en timing bij te zetten, zong ze uit volle borst, als een operazangeres die haar longen leeg drukt: “WOEWAA!” en ze deed een stap naar achter en naar voor, “JAKKIDA!” en ze zetten een huppelpas vooruit. “Woewaa, Jakiddaa!” ging het. We mochten meedoen met de Haka. “En,” vroeg ze, “voelen jullie het ook, aan jullie woewaa?”
Ik voelde het vooral aan mijn kuiten, maar durfde net zoals de rest van de groep niets luidop te zeggen. Zou ik ook zulke stevige kuiten krijgen als zij, vroeg ik me inwendig af?
Veel tijd om na te denken was er niet, want ik moest alweer aan mijn jakkida denken!
Na de les praatten we nog even na. Mijn vriendin wilde de lessen staken, omdat het zo anders was. Samen besloten we toch te blijven komen: een andere techniek, we leren iets bij, mooi meegenomen, toch?
In september begonnen de lessen met onze vaste leraars opnieuw. Konden we onze woewaa iets minder luid zijn ding laten doen.
Foto: Leon James and Willa Mae Ricker (Life Magazine 23 Augustus, 1943) van https://swingproject.co.uk/what-is-lindy-hop